Privacyreglement Stichting MAREM Zorg


Inleiding
De Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) vereist dat persoonsgegevens, in
overeenstemming met de wet, op behoorlijke en zorgvuldige wijze worden verwerkt. Dit
reglement is een praktische uitwerking van de bepalingen van de WBP en de van toepassing
zijnde bepalingen van de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO).
Het reglement is in overeenstemming met het Protocol Bescherming Persoonsgegevens van
Branchebelang Thuiszorg Nederland (BTN).

Reikwijdte:
Dit reglement is van toepassing op de verwerking van (geautomatiseerde)
persoonsgegevens door Stichting MAREM Zorg
Clienten kunnen kosteloos een exemplaar opvragen.

Begripsbepalingen
In de WBP wordt een aantal begrippen gehanteerd. Ter verduidelijking staat in onderstaande
lijst een uitleg van de begrippen.
Persoonsgegevens
Alle gegevens die informatie kunnen verschaffen over een identificeerbare natuurlijke
persoon.
Gezondheidsgegevens
Alle gegevens die de geestelijke of lichamelijke gezondheid van een persoon betreffen.
Bestand
Gestructureerd geheel van gegevens dat betrekking heeft op verschillende personen.
Verwerken
Elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens,
waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken,
wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending,
verspreiding of enige vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband
brengen, evenals het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens.
Verantwoordelijke
Degene die (formeel-juridisch) het doel en de middelen van de verwerking vaststelt.
Betrokkene
De persoon wiens persoonsgegevens worden verwerkt.
Vertegenwoordiger
Wettelijke vertegenwoordiger (bijvoorbeeld een ouder) van een betrokkene die jonger is dan
16 jaar of onder curatele is gesteld.

De betrokkene heeft ondubbelzinnig toestemming verleend

De verwerking is noodzakelijk voor de uitvoering van een overeenkomst

De verwerking is noodzakelijk voor de uitvoering van een wettelijke plicht

De verwerking is noodzakelijk ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene

Bewerker
Degene die ten behoeve van de verantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt, zonder aan
zijn rechtstreeks gezag te zijn onderworpen.
Ontvanger
Degene aan wie de persoonsgegevens wordt verstrekt.
Doel van de gegevensverwerking
Persoonsgegevens mogen alleen worden opgenomen, verwerkt en bewaard voor een
bepaald doel. De gegevensverwerking en het doel waarvoor de gegevens zijn verzameld
moeten verenigbaar zijn met elkaar.
De doelen voor de persoonsgegevensverwerking van clienten en medewerkers staan
hieronder omschreven.
Doelstellingen clienten
De doelstellingen van de persoonsregistratie waarop dit reglement van toepassing is, zijn:
Een goede uitvoering van de zorg-, hulp- en dienstverlening die door Stichting MAREM Zorg wordt
verleend
Het vastleggen en beschikbaar stellen van gegevens ten behoeve van een doelmatig
beleid en beheer van Stichting MAREM Zorg
Het stimuleren van een permanente vorm van kwaliteitscontrole, evaluatie en onderzoek
van de zorg- hulp- en dienstverlening door Stichting MAREM Zorg.
Het financieel afhandelen van de geboden zorg aan de cliënt met de cliënt, dan wel met
diens zorgverzekeraar of gemeente in het kader van de uitvoering van de Wmo
Het verantwoorden van Stichting MAREM Zorg aan de ziektekostenverzekeraars, gemeenten en de
overheid conform dit reglement, de vigerende voorschriften en wettelijke verplichtingen.
Doelstellingen medewerkers
De doelstellingen van de persoonsregistratie waarop dit reglement van toepassing is, zijn:
Een goede uitvoering van personeelsbeleid die door Stichting MAREM Zorg wordt uitgevoerd
Het vastleggen en beschikbaar stellen van gegevens ten behoeve van een doelmatig
beleid en beheer van Stichting MAREM Zorg
Het stimuleren van een permanente vorm van kwaliteitscontrole
Het financieel afhandelen van salaris en overige vergoedingen
Het verantwoorden van Stichting MAREM Zorg aan de ziektekostenverzekeraars,
uitvoeringsinstanties, belastingdienst en aan de overheid conform dit reglement, de
vigerende voorschriften en wettelijke verplichtingen
Het evalueren en onderzoeken van personeelsbeleid en arbeidsmarktontwikkelingen.
Grondslagen voor de gegevensverwerking
Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien aan een van de voorwaarden is
voldaan:

niet bovenmatig

toereikend

ter zake dienend

juist en nauwkeurig zijn.

 

Opgenomen gegevens
De persoonsregistratie(s) kan/kunnen ten hoogste de volgende gegevenscategorieën
bevatten:
Personalia/identificatiegegevens

Financiële/administratieve gegevens

Gezondheidsgegevens

 

Bijzondere gegevens over ras, godsdienst of levensovertuiging mogen alleen worden
geregistreerd wanneer de betrokkene uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven.
Informatieverstrekking
De betrokkene dient geinformeerd te worden over de verwerking van persoonsgegevens.
Client
Stichting MAREM Zorg informeert de client tijdens het intakegesprek en door middel van de
Leveringsvoorwaarden dat er persoonsgegevens worden geregistreerd. Tevens wordt de
client geinformeerd over het bestaan van het Privacyreglement.
De client kan een exemplaar opvragen van het Privacyreglement.
Medewerker
Stichting MAREM Zorg informeert de medewerker tijdens het introductiegesprek en door middel van de
Infomap dat er persoonsgegevens worden geregistreerd.
De medewerker kan een exemplaar opvragen van het Privacyreglement.
Het verstrekken van persoonsgegevens op basis van de Wet bescherming
persoonsgegevens (WBP)
Binnen Stichting MAREM Zorg kunnen, zonder toestemming van de betrokkene, persoonsgegevens van
clienten of medewerkers worden verstrekt aan medewerkers, voor zover voor hun
taakuitoefening noodzakelijk.
Buiten Stichting MAREM Zorg
In het algemeen geldt dat het verstrekken van persoonsgegevens verenigbaar moet zijn met
het doel van het verzamelen daarvan. Of dit het geval is, hangt af van de concrete
omstandigheden. Bij de vraag of een verstrekking verenigbaar is, spelen de volgende
factoren een rol: de verwantschap met het doel van verzamelen, de aard van de gegevens,

De verwerking is noodzakelijk voor de behartiging van een gerechtvaardigd belang.
Kwaliteit van de gegevensverwerking
De gegevens moeten, gelet op het doel waarvoor ze worden verwerkt:

De gevolgen van een verstrekking, de waarborgen die zijn getroffen en de verwachtingen
van de betrokkene. In artikel 8 WBP staan zes gronden waarop een gegevensverstrekking
gebaseerd kan zijn. Dat zijn de toestemming, de overeenkomst, de wettelijke verplichting,
een vitaal belang van de betrokkene, de uitvoering van een publiekrechtelijke taak en het
gerechtvaardigd belang. Een verstrekking moet terug te voeren te zijn op één van de zes
gronden.
Toestemming
Met toestemming van de betrokkene kunnen persoonsgegevens verstrekt worden aan een
bedrijf of instelling (hierna organisatie). De toestemming is alleen dan rechtsgeldig, als
duidelijk is waar de toestemming voor is en wat de gevolgen zijn van het geven van
toestemming. De toestemming kan op elk moment worden ingetrokken, waarmee de grond
voor de verstrekking vervalt. Het is dus aan te raden om, indien mogelijk, een
gegevensverstrekking te baseren op één van de andere grondslagen.
Uitvoeren van een overeenkomst
U kunt persoonsgegevens verstrekken aan een organisatie als dit noodzakelijk is voor de
uitvoering van een overeenkomst die u hebt of gaat sluiten met een betrokkene.
Wettelijke verplichting
Soms is het noodzakelijk om bepaalde persoonsgegevens te verstrekken die noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van een wettelijke plicht. Een voorbeeld van een dergelijke
verplichting is artikel 56 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Op grond van dit
artikel is een ieder verplicht aan onder meer de zorgverzekeraars alle inlichtingen te geven
die benodigd zijn voor de uitvoering van deze wet. De informatieplicht betreft alleen
informatie die nodig is voor de vaststelling van de eigen bijdrage.
Een ander voorbeeld is het vorderen van persoonsgegevens op grond van artikel 47 van de
Algemene Wet Inzake Rijksbelastingen door de Belastingdienst.
Vitaal belang van betrokkene
Bij een vitaal belang van de betrokkene kan gedacht worden aan een dringende medische
noodzaak. Het verdient overigens altijd de voorkeur om toestemming van de betrokkene te
vragen. Alleen als dat niet meer mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de betrokkene buiten
bewustzijn is, mogen zonder diens toestemming de persoonsgegevens verstrekt worden.
Noodzakelijk voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak
Een overheidsorgaan mag op deze basis persoonsgegevens verstrekken als dat
noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak.
Gerechtvaardigd belang
Een gerechtvaardigd belang is in de regel aanwezig bij handelingen in het kader van de
normale bedrijfsvoering of het dagelijks beheer van de organisatie. Het verstrekken van
gegevens moet noodzakelijk zijn voor een gerechtvaardigd belang. Dat betekent dat er
afgewogen moet worden of met minder gegevens of via een minder ingrijpende weg
hetzelfde resultaat bereikt zou kunnen worden. Ook moet er een privacytoets uitgevoerd
worden. Dit betekent dat het belang en de rechten van de betrokkene afgewogen dienen te
worden tegen het belang bij het verstrekken van de gegevens.

Deze belangenafweging moet inzichtelijk gemaakt kunnen worden voor de betrokkene en
zonodig voor het CBP of de rechter. Ook kan na het uitvoeren van de privacytoets op goede
gronden geconcludeerd worden dat het belang en de rechten van de betrokkene zwaarder
wegen dan het belang van informatie verstrekking. Toestemming is dan de enige grond
waarop de persoonsgegevens verstrekt mogen worden.
Verstrekken bij ambts- of beroepsgeheim
Verstrekking van gegevens aan een andere organisatie is niet toegelaten als een ambts- of
beroepsgeheim zich daartegen verzet. Uitsluitend met toestemming van de betrokkene kunt
u dergelijke informatie verstrekken. Er zijn echter gevallen waarin de wet uitzondering maakt.
Zo volgt uit de Wet op de Geneeskundige BehandelingsOvereenkomst dat medische
gegevens, zonder toestemming, verstrekt kunnen worden aan personen die
noodzakelijkerwijze bij de behandeling van een patiënt betrokken zijn, de zogenaamde
‘functionele eenheid’.
Voorwaarden voor het verstrekken van gegevens aan de politie
Persoonsgegevens zijn in vertrouwen gekregen. Daarom is een organisatie in
beginsel niet verplicht tot verstrekken van gegevens als de politie erom vraagt.
Als de politie vraagt bepaalde persoonsgegevens te verstrekken omdat de gegevens
noodzakelijk zijn ter voorkoming, opsporing of vervolging van strafbare feiten, vervalt een
aantal eisen uit de WBP. Zo hoeft men in deze situatie niet te oordelen of de verstrekking
onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor men ze heeft verzameld. Men dient in deze
situatie mee te werken, mits de politie daar uitdrukkelijk en gericht om vraagt en wanneer zij
kan uitleggen op grond van welke wettelijke regeling gegevens verstrekt moeten worden. In
de WBP zijn namelijk een aantal regelingen opgenomen op grond waarvan de werkgever
verplicht is gegevens te verstrekken.
Gevallen waarin u niet verplicht bent gegevens te verstrekken
Als de politie niet aangeeft op grond van welke wettelijke regeling u verplicht bent gegevens
te verstrekken, hoeft u niet mee te werken. In veel gevallen mag u zelfs niet meewerken,
omdat u gegevens over uw klanten, werknemers, leerlingen, patiënten of clienten niet
bewaart om de politie van dienst te zijn. Een betrokkene (dat is degene van wie u
persoonsgegevens gebruikt) mag er vanuit gaan dat u zijn gegevens niet zonder goede
reden aan de politie geeft. Vraag de politie dus altijd om schriftelijk aan te geven waarom u
de gevraagde informatie zou moeten verstrekken.
De politie kan u om vrijwillige medewerking verzoeken. In dat geval moet u zelf een afweging
maken tussen het opsporingsbelang en het privacybelang van de betrokkene. Indien u tot
het oordeel komt dat de verstrekking noodzakelijk is voor de goede vervulling van de
publiekrechtelijke taak van de politie, dan mag u de gegevens verstrekken. Bij
publiekrechtelijke taak moet u denken aan de handhaving van de rechtsorde en het verlenen
van hulp aan hen die deze nodig hebben. Als u de door de politie gevraagde gegevens gaat
verstrekken, moet u daarover de betrokkene informeren.

Aansprakelijkheid
Als u persoonsgegevens aan de politie verstrekt zonder dat u dat mag of dat u daartoe
verplicht bent, kunt u daarvoor door een betrokkene aansprakelijk gesteld worden. Dus als
de politie u vraagt gegevens te verstrekken, vraag dan zoveel mogelijk informatie en, indien
nodig, bedenktijd om het verzoek van de politie te kunnen overwegen. Win zonodig juridisch
advies in.
Inzagerecht
Een betrokkene heeft onder meer recht op inzage in zijn persoonsgegevens. Als de
betrokkene u om inzage verzoekt, moet u de betrokkene op een duidelijke manier informeren
welke gegevens u van hem gebruikt, wat het doel is van het gebruik en aan wie u de
gegevens eventueel hebt verstrekt. Als u besluit gegevens aan de politie te gaan verstrekken
of als u verplicht bent dat te doen, is het daarom verstandig de informatie schriftelijk te
verstrekken en in uw eigen administratie vast te leggen welke gegevens u aan de politie
heeft doorgegeven.
Anonieme gegevens
Indien de persoonsgegevens zodanig zijn geanonimiseerd, dat zij redelijkerwijs niet tot de
individuele persoon herleidbaar zijn, kan de verantwoordelijke beslissen deze te verstrekken
ten behoeve van doeleinden die verenigbaar zijn met het doel van de registratie.
Inzage en afschrift van opgenomen persoonsgegevens
De betrokkene, of zijn vertegenwoordiger, heeft het recht kennis te nemen van de op zijn
persoon betrekking hebbende gegevens. Een verzoek tot inzage wordt door de betrokkene
schriftelijk ingediend bij het bestuur.
De verzoeker krijgt schriftelijk antwoord, tenzij een gewichtig belang van de betrokkene een
andere vorm vergt. De gevraagde inzage en/of het gevraagde afschrift zal zo spoedig
mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken, plaatsvinden.
Voor inzage plaats kan hebben dient de verzoeker zich te legitimeren.
Voor de verstrekking van een afschrift mag een redelijke vergoeding in rekening gebracht
worden, met een maximum van € 4,50.
Correctie van opgenomen persoonsgegevens
De betrokkene kan de verantwoordelijke schriftelijk verzoeken de opgenomen
persoonsgegevens te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen, af te schermen of op een
andere manier er voor te zorgen dat de onjuiste gegevens niet langer worden gebruikt,
indien deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake
dienend zijn dan wel aan de andere kant in strijd met een wettelijk voorschrift worden
verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
De verantwoordelijke bericht de verzoeker binnen vier weken na ontvangst van het verzoek
schriftelijk of en in hoeverre hij daaraan voldoet. Een gehele of gedeeltelijke weigering is
steeds met redenen omkleed.
De verantwoordelijke draagt zorg dat een beslissing tot correctie zo spoedig mogelijk wordt
uitgevoerd.

In geval van correctie van de gegevens zal de verantwoordelijke derden aan wie de
(onjuiste) gegevens zijn verstrekt van de wijziging op de hoogte stellen, voor zover dit
redelijkerwijs mogelijk is.
Beveiliging van gegevensverwerking
De verantwoordelijke neemt passende technische en organisatorische maatregelen om het
verlies van gegevens of onrechtmatige verwerking tegen te gaan.
Autorisaties
Er zijn per medewerker gebruikersrechten toegekend voor het gebruik van software van de
organisatie door middel van een wachtwoord.
Het wachtwoord is persoonsgebonden en mag niet worden doorgegeven.
Medewerkers mogen alleen die persoonsgegevens inzien die voor hun taakuitoefening
noodzakelijk zijn.
Back-up regeling
Er wordt dagelijks een back-up gemaakt van het automatiseringsprogramma zodat gegevens
niet verloren gaan.
Dossierbeveiliging
De in de instelling aanwezige dossiers worden achter slot en grendel bewaard.
Bewaartermijnen gegevens
Persoonsgegevens mogen niet langer worden bewaard dan noodzakelijk is voor het doel
waarvoor de gegevens zijn verzameld of (verder) verwerkt. Met inachtneming van de
wettelijke voorschriften heeft Stichting MAREM Zorg de bewaartermijn van de in de registratie(s)
opgenomen persoonsgegevens van clienten vastgesteld op 10 jaar vanaf het moment dat ze
zijn vervaardigd. Persoonsgegevens van medewerkers worden 7 jaar bewaard nadat de
medewerker uit dienst is getreden.
Verantwoordelijkheid van de bewerker
De verantwoordelijke verplicht de bewerker dit reglement na te leven. De bewerker is
verantwoordelijk voor het goed functioneren van de onder zijn beheer staande faciliteiten. Hij
treft de noodzakelijke maatregelen met betrekking tot de beveiliging van de gegevens.
Gegevens van sollicitanten
Een werkgever mag alleen vragen stellen aan een sollicitant over aspecten die voor de
functie en/of voor de functievervulling relevant zijn, zoals vakbekwaamheid (opleiding, kennis
en ervaring). De van de sollicitanten verkregen informatie dienen vertrouwelijk en zorgvuldig
te worden behandeld. Als een werkgever inlichtingen of strafrechtelijke gegevens over de
sollicitant wil inwinnen bij derden, moet hiertoe vooraf zijn toestemming worden gevraagd.
De beoogde informatie moet direct verband houden met de te vervullen vacature en mag
geen onevenredige inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de sollicitant.
Resultaten van een psychologische test of de uitslag van een medische keuring mogen
alleen na toestemming van de sollicitant aan de werkgever, de opdrachtgever, verstrekt
worden.

De werkgever moet de persoonsgegevens verwijderen op een daartoe strekkend verzoek
van de sollicitant en in ieder geval uiterlijk vier weken nadat de sollicitatieprocedure is
geëindigd, tenzij de sollicitant toestemming geeft om de gegevens gedurende een bepaalde
tijd na beëindiging van de sollicitatieprocedure te bewaren.
Overdracht personeelsdossiers
Bij een faillissement, fusie of overname mogen personeelsdossiers worden overgedragen
aan een ander bedrijf mits wordt voldaan aan de volgende waarborgen om de
privacybelangen van de werknemers te beschermen:
de overdracht wordt aangekondigd in een daarvoor geschikt medium,
zoals een personeelsblad
de werknemers krijgen de mogelijkheid bepaalde gegevens te laten
verwijderen en bezwaar aan te tekenen tegen de overdracht. Indien
geen bezwaar is aangetekend, kan worden uitgegaan van
veronderstelde toestemming van de werknemer voor de overdracht
alleen de gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de
arbeidsovereenkomst mogen worden overgedragen. In een dergelijk
geval zullen personeelsdossiers moeten worden opgeschoond en niet
meer relevante gegevens moeten worden verwijderd. Zo is een
verslag van een functioneringsgesprek van tien jaar geleden niet meer
relevant.
Klachten
Indien de betrokkene van mening is dat de bepalingen van dit reglement niet worden
nageleefd dan kan hij/ zij een klacht indienen volgens het klachtenreglement.
Indien u er samen niet uitkomt, kan de betrokkene zijn vragen of klachten voorleggen aan
het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP).


Wet bescherming persoonsgegevens


(tekst geldig vanaf 26-03-2008)

Wet van 6 juli 2000, houdende regels inzake de bescherming van persoonsgegevens (Wet bescherming persoonsgegevens)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de richtlijn nr. 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 november 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281) te implementeren;

Gelet op artikel 10, tweede en derde lid, van de Grondwet;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. persoonsgegeven: elk gegeven betreffende een geidentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;
b. verwerking van persoonsgegevens: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens;
c. bestand: elk gestructureerd geheel van persoonsgegevens, ongeacht of dit geheel van gegevens gecentraliseerd is of verspreid is op een functioneel of geografisch bepaalde wijze, dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is en betrekking heeft op verschillende personen;
d. verantwoordelijke: de natuurlijke persoon, rechtspersoon of ieder ander die of het bestuursorgaan dat, alleen of te zamen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt;
e. bewerker: degene die ten behoeve van de verantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt, zonder aan zijn rechtstreeks gezag te zijn onderworpen;
f. betrokkene: degene op wie een persoonsgegeven betrekking heeft;
g. derde: ieder, niet zijnde de betrokkene, de verantwoordelijke, de bewerker, of enig persoon die onder rechtstreeks gezag van de verantwoordelijke of de bewerker gemachtigd is om persoonsgegevens te verwerken;
h. ontvanger: degene aan wie de persoonsgegevens worden verstrekt;
i. toestemming van de betrokkene: elke vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting waarmee de betrokkene aanvaardt dat hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt;
j. Onze Minister: Onze Minister van Justitie;
k. het College bescherming persoonsgegevens of het College: het College als bedoeld in artikel 51;
l. functionaris: de functionaris voor de gegevensbescherming als bedoeld in artikel 62;
m. voorafgaand onderzoek: een onderzoek als bedoeld in artikel 31;
n. verstrekken van persoonsgegevens: het bekend maken of ter beschikking stellen van persoonsgegevens;
o. verzamelen van persoonsgegevens: het verkrijgen van persoonsgegevens.

Artikel 2
1. Deze wet is van toepassing op de geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, alsmede de niet geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of die bestemd zijn om daarin te worden opgenomen.
2. Deze wet is niet van toepassing op verwerking van persoonsgegevens:
a. ten behoeve van activiteiten met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden;
b. door of ten behoeve van de inlichtingen-en veiligheidsdiensten, bedoeld in de Wet op de inlichtingen-en veiligheidsdiensten 2002;
c. 2. ten behoeve van de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de artikelen 2 en 6, eerste lid, van de Politiewet 1993;
d. die is geregeld bij of krachtens de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;
e. ten behoeve van de uitvoering van de Wet justitiele en strafvorderlijke gegevens en
f. ten behoeve van de uitvoering van de Kieswet.
3. Deze wet is niet van toepassing op verwerking van persoonsgegevens door de krijgsmacht indien Onze Minister van Defensie daartoe beslist met het oog op de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde. Van de beslissing wordt zo spoedig mogelijk mededeling gedaan aan het College.

Artikel 3
1. Deze wet is niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens voor uitsluitend journalistieke, artistieke of literaire doeleinden, behoudens de overige bepalingen van dit hoofdstuk, alsmede de artikelen 6 tot en met 11, 13 tot en met 15, 25 en 49.
2. Het verbod om persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 te verwerken is niet van toepassing voor zover dit noodzakelijk is voor de doeleinden als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4
1. Deze wet is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van activiteiten van een vestiging van een verantwoordelijke in Nederland.
2. Deze wet is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door of ten behoeve van een verantwoordelijke die geen vestiging heeft in de Europese Unie, waarbij gebruik wordt gemaakt van al dan niet geautomatiseerde middelen die zich in Nederland bevinden, tenzij deze middelen slechts worden gebruikt voor de doorvoer van persoonsgegevens.
3. Het is een verantwoordelijke als bedoeld in het tweede lid, verboden persoonsgegevens te verwerken, tenzij hij in Nederland een persoon of instantie aanwijst die namens hem handelt overeenkomstig de bepalingen van deze wet. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen, wordt hij aangemerkt als de verantwoordelijke.

Artikel 5
1. Indien de betrokkene minderjarig is en de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, of onder curatele is gesteld, dan wel ten behoeve van de betrokkene een mentorschap is ingesteld, is in de
plaats van de toestemming van de betrokkene die van zijn wettelijk vertegenwoordiger vereist.
2. Een toestemming kan door de betrokkene of zijn wettelijk vertegenwoordiger te allen tijde worden ingetrokken.
Hoofdstuk 2. Voorwaarden voor de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens
Paragraaf 1. De verwerking van persoonsgegevens in het algemeen
Artikel 6
Persoonsgegevens worden in overeenstemming met de wet en op behoorlijke en zorgvuldige wijze verwerkt.

Artikel 7
Persoonsgegevens worden voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden verzameld.
Artikel 8
Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien:
a. de betrokkene voor de verwerking zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend;
b. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of voor het nemen van precontractuele maatregelen naar aanleiding van een verzoek van de betrokkene en die noodzakelijk zijn voor het sluiten van een overeenkomst;
c. de gegevensverwerking noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke onderworpen is;
d. de gegevensverwerking noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene;
e. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan dan wel het bestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt, of
f. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert.

Artikel 9
1. Persoonsgegevens worden niet verder verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen.
2. Bij de beoordeling of een verwerking onverenigbaar is als bedoeld in het eerste lid, houdt de verantwoordelijke in elk geval rekening met:
a. de verwantschap tussen het doel van de beoogde verwerking en het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen;
b. de aard van de betreffende gegevens;
c. de gevolgen van de beoogde verwerking voor de betrokkene;
d. de wijze waarop de gegevens zijn verkregen en
e. de mate waarin jegens de betrokkene wordt voorzien in passende waarborgen.
3. Verdere verwerking van de gegevens voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden, wordt niet als onverenigbaar beschouwd, indien de verantwoordelijke de nodige voorzieningen heeft getroffen ten einde te verzekeren dat de verdere verwerking uitsluitend

geschiedt ten behoeve van deze specifieke doeleinden.
4. De verwerking van persoonsgegevens blijft achterwege voor zover een geheimhoudingsplicht uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift daaraan in de weg staat.
Artikel 10
1. Persoonsgegevens worden niet langer bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkene te identificeren, dan noodzakelijk is voor de verwerkelijking van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt.
2. Persoonsgegevens mogen langer worden bewaard dan bepaald in het eerste lid voor zover ze voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden worden bewaard, en de verantwoordelijke de nodige voorzieningen heeft getroffen ten einde te verzekeren dat de desbetreffende gegevens uitsluitend voor deze specifieke doeleinden worden gebruikt.

Artikel 11
1. Persoonsgegevens worden slechts verwerkt voor zover zij, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt, toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn.
2. De verantwoordelijke treft de nodige maatregelen opdat persoonsgegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt, juist en nauwkeurig zijn.

Artikel 12
1. Een ieder die handelt onder het gezag van de verantwoordelijke of van de bewerker, alsmede de bewerker zelf, voor zover deze toegang hebben tot persoonsgegevens, verwerkt deze slechts in opdracht van de verantwoordelijke, behoudens afwijkende wettelijke verplichtingen.
2. De personen, bedoeld in het eerste lid, voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift een geheimhoudingsplicht geldt, zijn verplicht tot geheimhouding van de persoonsgegevens waarvan zij kennis nemen, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit. Artikel 272, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing.

Artikel 13
De verantwoordelijke legt passende technische en organisatorische maatregelen ten uitvoer om persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking. Deze maatregelen garanderen, rekening houdend met de stand van de techniek en de kosten van de tenuitvoerlegging, een passend beveiligingsniveau gelet op de risico's die de verwerking en de aard van te beschermen gegevens met zich meebrengen. De maatregelen zijn er mede op gericht onnodige verzameling en verdere verwerking van persoonsgegevens te voorkomen.
Artikel 14
1. Indien de verantwoordelijke persoonsgegevens te zijnen behoeve laat verwerken door een bewerker, draagt hij zorg dat deze voldoende waarborgen biedt ten aanzien van de technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de te verrichten verwerkingen. De verantwoordelijke ziet toe op de naleving van die maatregelen.
2. De uitvoering van verwerkingen door een bewerker wordt geregeld in een overeenkomst of krachtens een andere rechtshandeling waardoor een verbintenis ontstaat tussen de bewerker en de verantwoordelijke.
3. De verantwoordelijke draagt zorg dat de bewerker
a. de persoonsgegevens verwerkt in overeenstemming met artikel 12, eerste lid en
b. de verplichtingen nakomt die op de verantwoordelijke rusten ingevolge artikel 13.
4. Is de bewerker gevestigd in een ander land van de Europese Unie, dan draagt de verantwoordelijke zorg dat de bewerker het recht van dat andere land nakomt, in afwijking van het derde lid, onder b.
5. Met het oog op het bewaren van het bewijs worden de onderdelen van de overeenkomst of de rechtshandeling die betrekking hebben op de bescherming van persoonsgegevens, alsmede de beveiligingsmaatregelen als bedoeld in artikel 13 schriftelijk of in een andere, gelijkwaardige vorm vastgelegd.

Artikel 15
De verantwoordelijke draagt zorg voor de naleving van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 6 tot en met 12 en 14, tweede en vijfde lid van dit hoofdstuk.
Paragraaf 2. De verwerking van bijzondere persoonsgegevens
Artikel 16
De verwerking van persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven, alsmede persoonsgegevens betreffende het lidmaatschap van een vakvereniging is verboden behoudens het bepaalde in deze paragraaf. Hetzelfde geldt voor strafrechtelijke persoonsgegevens en persoonsgegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag in verband met een opgelegd verbod naar aanleiding van dat gedrag.
Artikel 17
1. Het verbod om persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging te verwerken als bedoeld in artikel 16, is niet van toepassing indien de verwerking geschiedt door:

a. kerkgenootschappen, zelfstandige onderdelen daarvan of andere genootschappen op geestelijke grondslag voor zover het gaat om gegevens van daartoe behorende personen;
b. instellingen op godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag, voor zover dit gelet op het doel van de instelling en voor de verwezenlijking van haar grondslag noodzakelijk is, of
c. andere instellingen voor zover dit noodzakelijk is met het oog op de geestelijke verzorging van de betrokkene, tenzij deze daartegen schriftelijk bezwaar heeft gemaakt.

2. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder a, is het verbod tevens niet van toepassing op persoonsgegevens betreffende godsdienst of levensovertuiging van de gezinsleden van de betrokkene voor zover:
a. het betreffende genootschap met die gezinsleden uit hoofde van haar doelstelling regelmatige contacten onderhoudt en
b. die gezinsleden daartegen geen schriftelijk bezwaar hebben gemaakt.

3. In de gevallen als bedoeld in het eerste en tweede lid worden geen persoonsgegevens aan derden verstrekt zonder toestemming van de betrokkene.
Artikel 18
Het verbod om persoonsgegevens betreffende iemands ras te verwerken als bedoeld in artikel 16, is niet van toepassing indien de verwerking geschiedt:
a. met het oog op de identificatie van de betrokkene en slechts voor zover dit voor dit doel onvermijdelijk is;
b. met het doel personen van een bepaalde etnische of culturele minderheidsgroep een bevoorrechte

positie toe te kennen ten einde feitelijke nadelen verband houdende met de grond ras op te heffen of te verminderen en slechts indien:
1°. dit voor dat doel noodzakelijk is; 2°. de gegevens slechts betrekking hebben op het geboorteland van de betrokkene, van diens ouders of grootouders, dan wel op andere, bij wet vastgestelde criteria, op grond waarvan op objectieve wijze vastgesteld kan worden of iemand tot een minderheidsgroep als bedoeld in de aanhef van onderdeel b behoort, en 3°. de betrokkene daartegen geen schriftelijk bezwaar heeft gemaakt.
Artikel 19
1. Het verbod om persoonsgegevens betreffende iemands politieke gezindheid te verwerken als bedoeld in artikel 16, is niet van toepassing indien de verwerking geschiedt:
a. door instellingen op politieke grondslag betreffende hun leden of hun werknemers dan wel andere tot de instelling behorende personen, voor zover dit gelet op het doel van de instelling noodzakelijk is voor de verwezenlijking van haar grondslag, of
b. met het oog op de eisen die met betrekking tot politieke gezindheid in redelijkheid kunnen worden gesteld in verband met de vervulling van functies in bestuursorganen en adviescolleges.

2. In het geval als bedoeld in het eerste lid, onder a, worden geen persoonsgegevens aan derden verstrekt zonder toestemming van de betrokkene.
Artikel 20
1. Het verbod om persoonsgegevens betreffende iemands lidmaatschap van een vakbond te verwerken als bedoeld in artikel 16, is niet van toepassing indien de verwerking geschiedt door de betreffende vakbond of de vakcentrale waarvan die bond een onderdeel vormt, voor zover dat gelet op de doelstelling van de vakbond of centrale noodzakelijk is.
2. In het geval als bedoeld in het eerste lid worden geen persoonsgegevens aan derden verstrekt zonder toestemming van de betrokkene.

Artikel 21
1. Het verbod om persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid te verwerken als bedoeld in artikel 16, is niet van toepassing indien de verwerking geschiedt door:
a. hulpverleners, instellingen of voorzieningen voor gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening voor zover dat met het oog op een goede behandeling of verzorging van de betrokkene, dan wel het beheer van de betreffende instelling of beroepspraktijk noodzakelijk is;
b. verzekeraars als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en financiele dienstverleners die bemiddelen in verzekeringen als bedoeld in artikel 1:1 van die wet, voorzover dat noodzakelijk is voor:

1. de beoordeling van het door de verzekeraar te verzekeren risico en de betrokkene geen bezwaar heeft gemaakt; of 2. de uitvoering van de overeenkomst van verzekering;
c. scholen voor zover dat met het oog op de speciale begeleiding van leerlingen of het treffen van bijzondere voorzieningen in verband met hun gezondheidstoestand noodzakelijk is;
d. een reclasseringsinstelling, een bijzondere reclasseringsambtenaar, de raad voor de kinderbescherming of de stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg en de rechtspersoon, bedoeld in artikel 254, tweede lid, of artikel 302, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de hun wettelijk

opgedragen taken;
e. Onze Minister van Justitie voor zover dat in verband met de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen of vrijheidsbenemende maatregelen noodzakelijk is of
f. bestuursorganen, pensioenfondsen, werkgevers of instellingen die te hunnen behoeve werkzaam zijn voor zover dat noodzakelijk is voor:

1. een goede uitvoering van wettelijke voorschriften, pensioenregelingen of collectieve arbeidsovereenkomsten die voorzien in aanspraken die afhankelijk zijn van de gezondheidstoestand van de betrokkene of
2. de reintegratie of begeleiding van werknemers of uitkeringsgerechtigden in verband met ziekte of arbeidsongeschiktheid.
2. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid worden de gegevens alleen verwerkt door personen die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift, dan wel krachtens een overeenkomst tot geheimhouding zijn verplicht. Indien de verantwoordelijke gegevens persoonlijk verwerkt en op hem niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift een geheimhoudingsplicht rust, is hij verplicht tot geheimhouding van de gegevens, behoudens voor zover de wet hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak voortvloeit dat de gegevens worden meegedeeld aan anderen die krachtens het eerste lid bevoegd zijn tot verwerking daarvan.
3. Het verbod om andere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 te verwerken, is niet van toepassing voor zover dit noodzakelijk is in aanvulling op de verwerking van persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid als bedoeld in het eerste lid, onder a, met het oog op een goede behandeling of verzorging van de betrokkene.
4. Persoonsgegevens betreffende erfelijke eigenschappen mogen slechts worden verwerkt voor zover deze verwerking plaatsvindt met betrekking tot de betrokkene bij wie de betreffende gegevens zijn verkregen, tenzij:
a. een zwaarwegend geneeskundig belang prevaleert of
b. de verwerking noodzakelijk is ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek.

In het geval als bedoeld onder b, is artikel 23, eerste lid, onder a, en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent de toepassing van het eerste lid, onder b en f, nadere regels worden gesteld.
Artikel 22
1. Het verbod om strafrechtelijke persoonsgegevens te verwerken als bedoeld in artikel 16, is niet van toepassing indien de verwerking geschiedt door organen die krachtens de wet zijn belast met de toepassing van het strafrecht, alsmede door verantwoordelijken die deze hebben verkregen krachtens de Wet politiegegevens of de Wet justitiele en strafvorderlijke gegevens.
2. Het verbod is niet van toepassing op de verantwoordelijke die deze gegevens ten eigen behoeve verwerkt ter:
a. beoordeling van een verzoek van betrokkene om een beslissing over hem te nemen of aan hem een prestatie te leveren of
b. bescherming van zijn belangen voor zover het gaat om strafbare feiten die zijn of op grond van feiten en omstandigheden naar verwachting zullen worden gepleegd jegens hem of jegens personen die in zijn dienst zijn.
3. De verwerking van deze gegevens over personeel in dienst van de verantwoordelijke, vindt plaats overeenkomstig regels die zijn vastgesteld in overeenstemming met de procedure als bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden.
4. Het verbod is niet van toepassing wanneer deze gegevens ten behoeve van derden worden

verwerkt:
a. door verantwoordelijken die optreden krachtens een vergunning op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus of
b. indien deze derde een rechtspersoon betreft die in dezelfde groep is verbonden als bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek, of
c. indien passende en specifieke waarborgen zijn getroffen en de procedure is gevolgd, bedoeld in artikel 31.

1. Het verbod om andere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16, te verwerken, is niet van toepassing voor zover dit noodzakelijk is in aanvulling op de verwerking van strafrechtelijke gegevens voor de doeleinden waarvoor deze gegevens worden verwerkt.
2. Het tweede tot en met vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op persoonsgegevens betreffende een door de rechter opgelegd verbod naar aanleiding van onrechtmatig of hinderlijk gedrag.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de passende en specifieke waarborgen, bedoeld in het vierde lid, onder c.

Artikel 23
1. Onverminderd de artikelen 17 tot en met 22 is het verbod om persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16, te verwerken niet van toepassing voor zover:
a. dit geschiedt met uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene;
b. de gegevens door de betrokkene duidelijk openbaar zijn gemaakt;
c. dit noodzakelijk is voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte;
d. dit noodzakelijk is ter voldoening aan een volkenrechtelijke verplichting of
e. dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, passende waarborgen worden geboden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer en dit bij wet wordt bepaald dan wel het College ontheffing heeft verleend. Het College kan bij de verlening van ontheffing beperkingen en voorschriften opleggen.

2. Het verbod om persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16, te verwerken ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek is niet van toepassing voor zover:
a. het onderzoek een algemeen belang dient,
b. de verwerking voor het betreffende onderzoek of de betreffende statistiek noodzakelijk is,
c. het vragen van uitdrukkelijke toestemming onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost en
d. bij de uitvoering is voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad.

3. Verwerkingen als bedoeld in het eerste lid, onder e, worden bij de Europese Commissie gemeld. Onze Minister wie het aangaat verricht de melding indien de verwerking bij wet is voorzien. Het College verricht de melding indien het voor de verwerking ontheffing heeft verleend.
Artikel 24
1. Een nummer dat ter identificatie van een persoon bij wet is voorgeschreven, wordt bij de verwerking van persoonsgegevens slechts gebruikt ter uitvoering van de betreffende wet dan wel voor doeleinden bij de wet bepaald.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere dan in het eerste lid bedoelde gevallen worden aangewezen waarin een daarbij aan te wijzen nummer als bedoeld in het eerste lid, kan worden gebruikt. Daarbij kunnen nadere regels worden gegeven over het gebruik van een zodanig nummer.

Hoofdstuk 3. Gedragscodes
Artikel 25
1. De organisatie of organisaties, die voornemens zijn een gedragscode vast te stellen, kunnen het College verzoeken te verklaren dat de daarin opgenomen regels, gelet op de bijzondere kenmerken van de sector of sectoren van de samenleving waarin deze organisaties werkzaam zijn, een juiste uitwerking vormen van deze wet of van andere wettelijke bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens. Indien een gedragscode voorziet in beslechting van geschillen over de naleving ervan, kan het College de verklaring slechts afgeven indien is voorzien in waarborgen met betrekking tot de onafhankelijkheid.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op wijzigingen of verlengingen van bestaande gedragscodes.
3. Het College neemt het verzoek slechts in behandeling, indien naar zijn oordeel de verzoeker of verzoekers voldoende representatief zijn en de betrokken sector of de sectoren in de code voldoende nauwkeurig zijn omschreven.
4. Een beslissing op een verzoek als bedoeld in het eerste lid, geldt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Op de voorbereiding ervan is afdeling 3.4 van die wet van toepassing.
5. De verklaring geldt voor de termijn waarvoor de gedragscode zal gaan gelden echter niet voor langer dan vijf jaar na het tijdstip waarop de verklaring is bekend gemaakt. Wordt de verklaring gevraagd voor een wijziging van een gedragscode waarvoor reeds eerder een verklaring is afgegeven, dan geldt deze voor de duur van de eerder afgegeven verklaring.
6. De verklaring wordt, tezamen met de gedragscode waarop zij betrekking heeft, door de zorg van het College in de Staatscourant geplaatst.

Artikel 26
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voor een bepaalde sector nadere regels worden gesteld inzake de in de artikelen 6 tot en met 11 en 13 geregelde onderwerpen.
2. Het College geeft in zijn jaarverslag aan in hoeverre naar zijn oordeel toepassing van het eerste lid wenselijk is.

Hoofdstuk 4. Melding en voorafgaand onderzoek
Paragraaf 1. De melding
Artikel 27
1. Een geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die voor de verwezenlijking van een doeleinde of van verscheidene samenhangende doeleinden bestemd is, wordt alvorens met de verwerking wordt aangevangen gemeld bij het College of de functionaris.
2. Een niet geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die voor de verwezenlijking van een doeleinde of van verscheidene samenhangende doeleinden bestemd is, wordt gemeld indien deze is onderworpen aan voorafgaand onderzoek.

Artikel 28
1. De melding behelst een opgave van:
a. de naam en het adres van de verantwoordelijke;
b. het doel of de doeleinden van de verwerking;
c. een beschrijving van de categorieen van betrokkenen en van de gegevens of categorieen van gegevens die daarop betrekking hebben;
d. de ontvangers of categorieen van ontvangers aan wie de gegevens kunnen worden verstrekt;
e. de voorgenomen doorgiften van gegevens naar landen buiten de Europese Unie;
f. een algemene beschrijving om een voorlopig oordeel te kunnen geven over de gepastheid van de voorgenomen maatregelen om, ter toepassing van artikel 13 en 14, de beveiliging van de verwerking te waarborgen.

1. De melding behelst het doel of de doeleinden waarvoor de gegevens of de categorieen van gegevens zijn of worden verzameld.
2. Een wijziging in de naam of het adres van de verantwoordelijke wordt binnen een week gemeld. Wijzigingen in de opgave die betrekking hebben op de onderdelen b tot en met f van het eerste lid, worden telkens binnen een jaar na de voorafgaande melding gemeld voor zover zij blijken van meer dan incidentele aard te zijn.
3. Een verwerking die afwijkt van hetgeen overeenkomstig het eerste lid, onder b tot en met f, is gemeld, wordt vastgelegd en bewaard gedurende ten minste drie jaren.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop de melding dient te geschieden.

Artikel 29
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat daarbij aan te geven verwerkingen van gegevens waarbij de inbreuk op de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene onwaarschijnlijk is, zijn vrijgesteld van de melding, bedoeld in artikel 27.
2. Daarbij worden vastgesteld:
a. de doeleinden van de verwerking,
b. de verwerkte gegevens of categorieen van verwerkte gegevens,
c. de categorieen van betrokkenen,
d. de ontvangers of categorieen ontvangers aan wie de gegevens worden verstrekt, en
e. de periode gedurende welke de gegevens worden bewaard.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, indien dit noodzakelijk is met het oog op de opsporing van strafbare feiten in een bepaald geval, dat daarbij aan te geven verwerkingen van gegevens door verantwoordelijken die krachtens de wet met opsporing zijn belast, worden vrijgesteld van de melding. Daarbij kunnen compenserende waarborgen ter bescherming van persoonsgegevens worden vastgesteld. De verwerkte gegevens kunnen slechts worden gebruikt voor de doeleinden die bij die algemene maatregel van bestuur uitdrukkelijk zijn vermeld.
4. De verplichting tot melding is niet van toepassing op openbare registers die bij de wet zijn ingesteld alsmede op verstrekkingen aan een bestuursorgaan ingevolge een wettelijke verplichting.

Artikel 30
1. Zowel het College als de functionaris houden een register bij van de bij hen aangemelde gegevensverwerkingen. Het register bevat ten minste de inlichtingen die zijn opgegeven krachtens artikel 28, eerste lid, onder a tot en met e.
2. Het register kan door een ieder kosteloos worden geraadpleegd.
3. De verantwoordelijke verstrekt een ieder die daarom verzoekt de inlichtingen als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder a tot en met e, omtrent de van de aanmelding vrijgestelde gegevensverwerkingen.
4. Het derde lid is niet van toepassing op:
a. een gegevensverwerking die is vrijgesteld krachtens artikel 29, derde lid;
b. openbare registers die bij de wet zijn ingesteld.

Paragraaf 2. Voorafgaand onderzoek
Artikel 31
1. Het College stelt voorafgaand aan een verwerking een onderzoek in indien de verantwoordelijke:
a. een nummer ter identificatie van personen voornemens is te verwerken voor een ander doeleinde dan waarvoor het nummer specifiek bestemd is teneinde gegevens in verband te kunnen brengen met gegevens die worden verwerkt door een andere verantwoordelijke, tenzij het gebruik van het nummer geschiedt voor de gevallen als omschreven in artikel 24;
b. voornemens is gegevens vast te leggen op grond van eigen waarneming zonder de betrokkene daarvan op de hoogte te stellen, of
c. anders dan krachtens een vergunning op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus voornemens is strafrechtelijke gegevens of gegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag te verwerken ten behoeve van derden.

1. Het eerste lid, onder b, is niet van toepassing op openbare registers die bij de wet zijn ingesteld.
2. Bij wet of algemene maatregel van bestuur kunnen andere gegevensverwerkingen die een bijzonder risico inhouden voor de persoonlijke rechten en vrijheden van de betrokkene worden aangewezen waarop het eerste lid van toepassing is. Het College geeft in zijn jaarverslag aan in hoeverre naar zijn oordeel een dergelijke aanwijzing wenselijk is.
3. Het College meldt een verwerking als bedoeld in het eerste lid, onder c, bij de Europese Commissie.

Artikel 32
1. Een gegevensverwerking waarop artikel 31, eerste lid, van toepassing is, wordt als zodanig door de verantwoordelijke bij het College gemeld.
2. De melding van een zodanige gegevensverwerking verplicht de verantwoordelijke de verwerking die hij voornemens is te verrichten, op te schorten totdat het onderzoek van het College is afgerond dan wel hij een bericht heeft ontvangen dat niet tot nader onderzoek wordt overgegaan.
3. In geval van een melding van een gegevensverwerking waarop artikel 31, eerste lid, van toepassing is, besluit het College schriftelijk binnen vier weken na de melding of het tot nader onderzoek overgaat.
4. In het besluit tot nader onderzoek over te gaan geeft het College aan binnen welke termijn het voornemens is dit onderzoek te verrichten. Deze termijn bedraagt niet langer dan twintig weken.
5. Het nader onderzoek, bedoeld in het vierde lid, leidt tot een verklaring omtrent de rechtmatigheid van de gegevensverwerking.
6. De verklaring van het College geldt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Op de voorbereiding ervan is afdeling 3.4 van die wet van toepassing.

Hoofdstuk 5. Informatieverstrekking aan de betrokkene
Artikel 33
1. Indien persoonsgegevens worden verkregen bij de betrokkene, deelt de verantwoordelijke vóór het moment van de verkrijging de betrokkene de informatie mede, bedoeld in het tweede en derde lid, tenzij de betrokkene daarvan reeds op de hoogte is.
2. De verantwoordelijke deelt de betrokkene zijn identiteit en de doeleinden van de verwerking waarvoor de gegevens zijn bestemd, mede.
3. De verantwoordelijke verstrekt nadere informatie voor zover dat gelet op de aard van de gegevens, de omstandigheden waaronder zij worden verkregen of het gebruik dat ervan wordt gemaakt, nodig is om tegenover de betrokkene een behoorlijke en zorgvuldige verwerking te waarborgen.

Artikel 34
1. Indien persoonsgegevens worden verkregen op een andere wijze dan bedoeld in artikel 33, deelt de verantwoordelijke de betrokkene de informatie mede, bedoeld in het tweede en derde lid, tenzij deze reeds daarvan op de hoogte is:
a. op het moment van vastlegging van hem betreffende gegevens, of
b. wanneer de gegevens bestemd zijn om te worden verstrekt aan een derde, uiterlijk op het moment van de eerste verstrekking.

1. De verantwoordelijke deelt de betrokkene zijn identiteit en de doeleinden van de verwerking mede.
2. De verantwoordelijke verstrekt nadere informatie voor zover dat gelet op de aard van de gegevens, de omstandigheden waaronder zij worden verkregen of het gebruik dat ervan wordt gemaakt, nodig is om tegenover de betrokkene een behoorlijke en zorgvuldige verwerking te waarborgen.
3. Het eerste lid is niet van toepassing indien mededeling van de informatie aan de betrokkene onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost. In dat geval legt de verantwoordelijke de herkomst van de gegevens vast.
4. Het eerste lid is evenmin van toepassing indien de vastlegging of de verstrekking bij of krachtens de wet is voorgeschreven. In dat geval dient de verantwoordelijke de betrokkene op diens verzoek te informeren over het wettelijk voorschrift dat tot de vastlegging of verstrekking van de hem betreffende gegevens heeft geleid.

Hoofdstuk 6. Rechten van de betrokkene
Artikel 35
1. De betrokkene heeft het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. De verantwoordelijke deelt de betrokkene schriftelijk binnen vier weken mee of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt.
2. Indien zodanige gegevens worden verwerkt, bevat de mededeling een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieen van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de ontvangers of categorieen van ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens.
3. Voordat een ve rantwoordelijke een mededeling doet als bedoeld in het eerste lid, waartegen een derde naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt hij die derde in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien de mededeling gegevens bevat die hem betreffen, tenzij dit onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost.
4. Desgevraagd doet de verantwoordelijke mededelingen omtrent de logica die ten grondslag ligt aan de geautomatiseerde verwerking van hem betreffende gegevens.

Artikel 36
1. Degene aan wie overeenkomstig artikel 35 kennis is gegeven van hem betreffende persoonsgegevens, kan de verantwoordelijke verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen, of af te schermen indien deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. De verantwoordelijke bericht de verzoeker binnen vier weken na ontvangst van het verzoek schriftelijk of dan wel in hoeverre hij daaraan voldoet. Een weigering is met redenen omkleed.
3. De verantwoordelijke draagt zorg dat een beslissing tot verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd.
4. Indien de persoonsgegevens zijn vastgelegd op een gegevensdrager waarin geen wijzigingen kunnen worden aangebracht, dan treft hij de voorzieningen die nodig zijn om de gebruiker van de

gegevens te informeren over de onmogelijkheid van verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming ondanks het feit dat er grond is voor aanpassing van de gegevens op grond van dit artikel.
5. Het bepaalde in het eerste tot en met vierde lid is niet van toepassing op bij de wet ingestelde openbare registers, indien in die wet een bijzondere procedure voor de verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming van gegevens is opgenomen.
Artikel 37
1. Indien een gewichtig belang van de verzoeker dit eist, voldoet de verantwoordelijke aan een verzoek als bedoeld in de artikelen 35 en 36, in een andere dan schriftelijke vorm, die aan dat belang is aangepast.
2. De verantwoordelijke draagt zorg voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker.
3. De verzoeken, bedoeld in de artikelen 35 en 36, worden ten aanzien van minderjarigen die de leeftijd van zestien jaren nog niet hebben bereikt, en ten aanzien van onder curatele gestelden gedaan door hun wettelijke vertegenwoordigers. De betrokken mededeling geschiedt eveneens aan de wettelijke vertegenwoordigers.

Artikel 38
1. De verantwoordelijke die naar aanleiding van een verzoek op grond van artikel 36 persoonsgegevens heeft verbeterd, aangevuld, verwijderd of afgeschermd, is verplicht om aan derden aan wie de gegevens daaraan voorafgaand zijn verstrekt, zo spoedig mogelijk kennis te geven van de verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming, tenzij dit onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost.
2. De verantwoordelijke doet aan de verzoeker, bedoeld in artikel 36, desgevraagd opgave van degenen aan wie hij de mededeling heeft gedaan.

Artikel 39
1. De verantwoordelijke kan voor een bericht als bedoeld in artikel 35 een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen vergoeding van kosten verlangen die ten hoogste € 5 bedraagt.
2. De vergoeding wordt teruggegeven in geval de verantwoordelijke op verzoek van de betrokkene, op aanbeveling van het College of op bevel van de rechter tot verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming is overgegaan.
3. Het bedrag genoemd in het eerste lid kan in bijzondere gevallen bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.

Artikel 40
1. Indien gegevens het voorwerp zijn van verwerking op grond van artikel 8, onder e en f, kan de betrokkene daartegen bij de verantwoordelijke te allen tijde verzet aantekenen in verband met zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden.
2. De verantwoordelijke beoordeelt binnen vier weken na ontvangst van het verzet of het verzet gerechtvaardigd is. Indien het verzet gerechtvaardigd is beeindigt hij terstond de verwerking.
3. De verantwoordelijke kan voor het in behandeling nemen van een verzet een vergoeding van kosten verlangen, die niet hoger mag zijn dan een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag. De vergoeding wordt teruggegeven in geval het verzet gegrond wordt bevonden.
4. Dit artikel is niet van toepassing op openbare registers die bij de wet zijn ingesteld.

Artikel 41
1. Indien gegevens worden verwerkt in verband met de totstandbrenging of de instandhouding van een directe relatie tussen de verantwoordelijke of een derde en de betrokkene met het oog op werving voor commerciele of charitatieve doelen, kan de betrokkene daartegen bij de verantwoordelijke te allen tijde kosteloos verzet aantekenen.
2. In geval van verzet treft de verantwoordelijke de maatregelen om deze vorm van verwerking terstond te beeindigen.
3. De verantwoordelijke die voornemens is persoonsgegevens aan derden te verstrekken of voor rekening van derden te gebruiken voor het in het eerste lid bedoelde doel, neemt passende maatregelen om de betrokkenen de mogelijkheden bekend te maken tot het doen van verzet. De bekendmaking vindt plaats via een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. Bij regelmatige verstrekking aan derden of gebruik voor rekening van derden vindt de bekendmaking ten minste eens per jaar plaats.
4. De verantwoordelijke die persoonsgegevens verwerkt voor het in het eerste lid bedoelde doel, draagt zorg dat, indien daartoe rechtstreeks een boodschap aan de betrokkene wordt toegezonden, deze daarbij telkens wordt gewezen op de mogelijkheid tot het doen van verzet.

Artikel 42
1. Niemand kan worden onderworpen aan een besluit waaraan voor hem rechtsgevolgen zijn verbonden of dat hem in aanmerkelijke mate treft, indien dat besluit alleen wordt genomen op grond van een geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens bestemd om een beeld te krijgen van bepaalde aspecten van zijn persoonlijkheid.
2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien het daar bedoelde besluit:

a. wordt genomen in het kader van het sluiten of uitvoeren van een overeenkomst en
1°. aan het verzoek van de betrokkene is voldaan of
2°. passende maatregelen zijn genomen ter bescherming van zijn gerechtvaardigd belang, of
b. zijn grondslag vindt in een wet waarin maatregelen zijn vastgelegd die strekken tot bescherming van het gerechtvaardigde belang van de betrokkene.
1. Een passende maatregel als bedoeld in het tweede lid, onder a, is getroffen indien de betrokkene in de gelegenheid is gesteld omtrent het besluit als bedoeld in het eerste lid, zijn zienswijze naar voren te brengen.
2. In het geval, bedoeld in het tweede lid, deelt de verantwoordelijke de betrokkene de logica mee die ten grondslag ligt aan de geautomatiseerde verwerking van hem betreffende gegevens.

Hoofdstuk 7. Uitzonderingen en beperkingen
Artikel 43
De verantwoordelijke kan de artikelen 9, eerste lid, 30, derde lid, 33, 34 en 35 buiten toepassing laten voor zover dit noodzakelijk is in het belang van:
a. de veiligheid van de staat;
b. de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten;
c. gewichtige economische en financiele belangen van de staat en andere openbare lichamen;
d. het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften die zijn gesteld ten behoeve van de belangen, bedoeld onder b en c, of
e. de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen.

Artikel 44
1. Indien een verwerking plaatsvindt door instellingen of diensten voor wetenschappelijk onderzoek of statistiek, en de nodige voorzieningen zijn getroffen om te verzekeren dat de persoonsgegevens uitsluitend voor statistische en wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt, kan de verantwoordelijke een mededeling als bedoeld in artikel 34 achterwege laten en weigeren aan een verzoek als bedoeld in artikel 35 te voldoen.
2. Indien een verwerking plaatsvindt van persoonsgegevens die deel uitmaken van archiefbescheiden die ingevolge de artikelen 12 of 13 van de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, kan de verantwoordelijke een mededeling als bedoeld in artikel 34 achterwege laten.

Hoofdstuk 8. Rechtsbescherming
Artikel 45
Een beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 30, derde lid, 35, 36 en 38, tweede lid, alsmede een beslissing naar aanleiding van de aantekening van verzet als bedoeld in de artikelen 40 of 41 gelden voor zover deze is genomen door een bestuursorgaan als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 46
1. Indien een beslissing als bedoeld in artikel 45 is genomen door een ander dan een bestuursorgaan, kan de belanghebbende zich tot de rechtbank wenden met het schriftelijk verzoek, de verantwoordelijke te bevelen alsnog een verzoek als bedoeld in de artikelen 30, derde lid, 35, 36 of 38, tweede lid, toe of af te wijzen dan wel een verzet als bedoeld in de artikelen 40 of 41 al dan niet te honoreren.
2. Het verzoekschrift moet worden ingediend binnen zes weken na ontvangst van het antwoord van de verantwoordelijke. Indien de verantwoordelijke niet binnen de gestelde termijn heeft geantwoord, moet het verzoekschrift worden ingediend binnen zes weken na afloop van die termijn.
3. De rechtbank wijst het verzoek toe, voor zover zij dit gegrond oordeelt. Alvorens de rechtbank beslist, stelt zij zo nodig de belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijze naar voren te brengen.
4. De indiening van het verzoekschrift behoeft niet door een procureur te geschieden.
5. De derde afdeling van de vi jfde titel van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.
6. De rechtbank kan partijen en anderen verzoeken binnen een door haar te bepalen termijn schriftelijke inlichtingen te geven en onder hen berustende stukken in te zenden. De verantwoordelijke en belanghebbende zijn verplicht aan dit verzoek te voldoen. De artikelen 8:45, tweede en derde lid, en 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 47
1. De belanghebbende kan zich ook binnen de termijn bepaald voor het beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht, dan wel die, bedoeld in artikel 46, tweede lid, tot het College wenden met het verzoek te bemiddelen of te adviseren in zijn geschil met de verantwoordelijke, dan wel gebruik maken van een geschillenbeslechtingsregeling op grond van een gedragscode ten aanzien waarvan een verklaring is afgegeven als bedoeld in artikel 25, eerste lid. In dat geval kan in afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep nog worden ingesteld, dan wel de procedure ingevolge artikel 46 nog aanhangig worden gemaakt nadat de belanghebbende van het College of ingevolge een geschillenbeslechtingsregeling op grond van een gedragscode ten aanzien waarvan een verklaring is afgegeven als bedoeld in artikel 25, eerste lid, bericht heeft ontvangen dat de behandeling van de zaak is beeindigd, doch uiterlijk zes weken na dat tijdstip.
2. Tijdens de behandeling van het beroep en de procedure, bedoeld in het eerste lid, kunnen de instanties die zijn belast met de behandeling van het geschil, het advies van het College inwinnen.

Artikel 48
De instanties die zijn belast met de behandeling van het geschil, zenden afschrift van hun uitspraak aan het College.
Artikel 49
1. Indien iemand schade lijdt doordat ten opzichte van hem in strijd wordt gehandeld met de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften zijn de volgende leden van toepassing, onverminderd de aanspraken op grond van andere wettelijke regels.
2. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
3. De verantwoordelijke is aansprakelijk voor de schade of het nadeel, voortvloeiende uit het niet-nakomen van de in het eerste lid bedoelde voorschriften. De bewerker is aansprakelijk voor die schade of dat nadeel, voor zover ontstaan door zijn werkzaamheid.
4. De verantwoordelijke of de bewerker kan geheel of gedeeltelijk worden ontheven van deze aansprakelijkheid, indien hij bewijst dat de schade hem niet kan worden toegerekend.

Artikel 50
1. Indien de verantwoordelijke of de bewerker handelt in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde en een ander daardoor schade lijdt of dreigt te lijden, kan de rechter hem op vordering van die ander zodanig gedrag verbieden en hem bevelen maatregelen te treffen tot herstel van de gevolgen van dat gedrag.
2. Een verwerking kan niet ten grondslag worden gelegd aan een vordering van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht of artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek, voor zover degene die door deze verwerking wordt getroffen, daartegen bezwaar heeft.

Hoofdstuk 9. Toezicht
Paragraaf 1. Het College bescherming persoonsgegevens
Artikel 51
1. Er is een College bescherming persoonsgegevens dat tot taak heeft toe te zien op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig het bij en krachtens de wet bepaalde. Tevens houdt het College toezicht op de verwerking van persoonsgegevens in Nederland, wanneer de verwerking plaatsvindt overeenkomstig het recht van een ander land van de Europese Unie.
2. Het College wordt om advies gevraagd over voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur die geheel of voor een belangrijk deel betrekking hebben op de verwerking van persoonsgegevens.

Artikel 52
1. Het College vervult overigens de taken, hem bij wet en ingevolge verdrag opgedragen.
2. Het College vervult zijn taken in onafhankelijkheid.

Artikel 53

1. Het College bestaat uit een voorzitter en twee andere leden. Bij het College kunnen voorts buitengewone leden worden benoemd. Bij de benoeming van buitengewone leden wordt spreiding over de onderscheidene sectoren van de maatschappij nagestreefd.
2. De voorzitter moet voldoen aan de bij of krachtens artikel 1d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gestelde vereisten voor benoembaarheid tot rechter in een rechtbank.
3. De voorzitter wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister, benoemd voor een tijdvak van zes jaar. De andere twee leden en de buitengewone leden worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister, benoemd voor een tijdvak van vier jaar. De leden kunnen terstond worden herbenoemd. Op eigen verzoek worden zij door Onze Minister ontslagen.
4. Er is een Raad van advies die het College adviseert over algemene aspecten van de bescherming van persoonsgegevens. De leden zijn afkomstig uit de onderscheidene sectoren van de maatschappij en worden benoemd door Onze Minister op voordracht van het College. De leden worden benoemd voor ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan twee maal en telkens voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt de vergoeding van de kosten aan de leden vastgesteld.

Artikel 54
1. Aan een lid wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister, ontslag verleend met ingang van de eerste maand volgend op die waarin hij de leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt.
2. De artikelen 46c, 46d, tweede lid, 46f, 46g, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, 46n, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a. de disciplinaire maatregel als bedoeld in artikel 46c, eerste lid, ten aanzien van de leden van het College door de voorzitter van het College wordt opgelegd;
b. het in artikel 46c, eerste lid, onderdeel b, genoemde verbod zich in een onderhoud of een gesprek in te laten met partijen of haar advocaten, procureurs of gemachtigden of een bijzondere inlichting of schriftelijk stuk van hen aan te nemen niet op de leden van het College van toepassing is.

Artikel 55
1. De voorzitter en de andere twee leden genieten een bezoldiging voor hun werkzaamheden. De buitengewone leden genieten een zittingsgeld. Hun rechtspositie wordt nader geregeld bij algemene maatregel van bestuur.
2. De voorzitter en de andere twee leden mogen zonder toestemming van Onze Minister geen andere werkzaamheden verrichten waarvoor een beloning wordt genoten indien deze werkzaamheden door hun aard of omvang onverenigbaar zijn met hun werkzaamheden voor het College.

Artikel 56
1. Het College heeft een secretariaat, waarvan de ambtenaren door Onze Minister, op voordracht van de voorzitter, worden benoemd, geschorst en ontslagen.
2. De voorzitter geeft leiding aan de werkzaamheden van het College en van het secretariaat.
3. Het College stelt een bestuursreglement vast. Dit bevat in ieder geval regels over het financiele beheer en de administratieve organisatie, alsmede over werkwijzen en procedures met het oog op een goede en zorgvuldige uitoefening van de verschillende taken. Daarbij wordt voorzien in waarborgen tegen vermenging van de toezichthoudende, adviserende en sanctionerende taak van het College. Tevens kan het een nadere regeling geven van de Raad van advies, als bedoeld in artikel 53, vierde lid.
4. Het reglement alsmede elke wijziging daarvan wordt zo spoedig mogelijk gezonden aan Onze Minister en behoeft diens goedkeuring.

Artikel 57
1. Het College wordt vertegenwoordigd door de voorzitter en de twee andere leden, dan wel door een van hen.
2. De leden stellen een verdeling van taken vast en betrekken hierbij zoveel mogelijk de buitengewone leden.

Artikel 58
Het College stelt jaarlijks vóór 1 september een verslag op van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar. Het verslag wordt aan Onze Minister en aan de functionarissen voor de gegevensbescherming als bedoeld in artikel 62 toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.
Artikel 59
1. Het College verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak nodig is.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het College de informatie van derden heeft verkregen onder de voorwaarde dat het geheime karakter daarvan wordt gehandhaafd.

Artikel 60
1. Het College kan ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende, een onderzoek instellen naar de wijze waarop ten aanzien van gegevensverwerking toepassing wordt gegeven aan het bepaalde bij of krachtens de wet.
2. Het College brengt zijn voorlopige bevindingen ter kennis van de verantwoordelijke of de groep van verantwoordelijken die bij het onderzoek zijn betrokken en stelt hen in de gelegenheid hun zienswijze daarop te geven. Houden de voorlopige bevindingen verband met de uitvoering van enige wet, dan brengt het College deze tevens ter kennis van Onze Minister die het aangaat.
3. In geval van een onderzoek, ingesteld op verzoek van een belanghebbende, doet het College aan deze mededeling van zijn bevindingen, tenzij zodanige mededeling onverenigbaar is met het doel van de gegevensverwerking of de aard van de persoonsgegevens, dan wel gewichtige belangen van anderen dan de verzoeker, de verantwoordelijke daaronder begrepen, daardoor onevenredig zouden worden geschaad. Indien het mededeling van zijn bevindingen achterwege laat, zendt het de belanghebbende zodanig bericht als hem geraden voorkomt.

Artikel 61
1. Met het toezicht op de naleving als bedoeld in artikel 51, eerste lid zijn belast de leden en buitengewone leden van het College, de ambtenaren van het secretariaat van het College, alsmede de bij besluit van het College aangewezen personen.
2. De in het eerste lid bedoelde personen zijn bevoegd een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner.
3. De in het eerste lid bedoelde personen behoeven voor de uitoefening van de in het tweede lid omschreven bevoegdheid de uitdrukkelijke en bijzondere volmacht van het College, onverminderd het bepaalde in artikel 2 va n de Algemene wet op het binnentreden.
4. Het College is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het betreft de verplichting tot het verlenen van medewerking aan een bij of krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaar.
5. Geen beroep is mogelijk op een geheimhoudingsplicht, voor zover inlichtingen of medewerking wordt verlangd in verband met de eigen betrokkenheid bij de verwerking van persoonsgegevens.
6. Het College is desgevraagd verplicht aan de toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaten van de Europese Unie alle medewerking te verlenen voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taken.

Paragraaf 2. De functionaris voor de gegevensbescherming
Artikel 62
Een verantwoordelijke of een organisatie waarbij verantwoordelijken zijn aangesloten kan een eigen functionaris voor de gegevensbescherming benoemen, onverminderd de bevoegdheden van het College ingevolge hoofdstuk 9 en 10 van deze wet.

Artikel 63
1. Als functionaris kan slechts worden benoemd een natuurlijke persoon die voor de vervulling van zijn taak over toereikende kennis beschikt en voldoende betrouwbaar kan worden geacht.
2. De functionaris kan wat betreft de uitoefening van zijn functie geen aanwijzingen ontvangen van de verantwoordelijke of van de organisatie die hem heeft benoemd. Hij ondervindt geen nadeel van de uitoefening van zijn taak. De verantwoordelijke stelt de functionaris in de gelegenheid zijn taak naar behoren te vervullen. De functionaris kan de kantonrechter verzoeken te bepalen dat de verantwoordelijke gevolg dient te geven aan hetgeen in de tweede volzin is bepaald.
3. De functionaris oefent zijn taken eerst uit nadat de verantwoordelijke of de organisatie die hem heeft benoemd, hem heeft aangemeld bij het College. Het College houdt een lijst bij van aangemelde functionarissen.
4. De functionaris is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem op grond van een klacht of een verzoek van betrokkene is bekend geworden, tenzij de betrokkene in bekendmaking toestemt.
5. De functionaris stelt jaarlijks een verslag op van zijn werkzaamheden en bevindingen.

Artikel 64
1. De functionaris ziet toe op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig het bij en krachtens de wet bepaalde. Het toezicht strekt zich uit tot de verwerking van persoonsgegevens door de verantwoordelijke die hem heeft benoemd of door de verantwoordelijken die zijn aangesloten bij de organisatie die hem heeft benoemd.
2. Indien op de verwerking een krachtens artikel 25 vastgestelde gedragscode van toepassing is, strekt het toezicht mede uit tot de naleving van deze code.
3. De verantwoordelijke of de organisatie als bedoeld in het eerste lid draagt zorg dat de functionaris ter vervulling van zijn taak over bevoegdheden beschikt die gelijkwaardig zijn aan de bevoegdheden zoals geregeld in Afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht.
4. De functionaris kan aanbevelingen doen aan de verantwoordelijke die strekken tot een betere bescherming van de gegevens die worden verwerkt. In gevallen van twijfel overlegt hij met het College.

Hoofdstuk 10. Sancties
Paragraaf 1. Bestuursdwang
Artikel 65
Het College is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
Paragraaf 2. Bestuurlijke boeten Artikel 66

1. Indien de verantwoordelijke handelt in strijd met hetgeen bij of krachtens artikel 27, 28 of 79, eerste lid, is bepaald, kan het College hem een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 4 500.
2. Het College legt geen boete op indien de verantwoordelijke aannemelijk maakt dat hem van de overtreding geen verwijt kan worden gemaakt.
3. Bij de vaststelling van de hoogte van de boete houdt het College in ieder geval rekening met de ernst en de duur van de overtreding.
4. De werkzaamheden in verband met de uitvoering van artikel 69 en 70 worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij de opstelling van het in artikel 67, eerste lid, bedoelde rapport en het daaraan voorafgaande onderzoek.
5. De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt indien ter zake van de overtreding op grond waarvan de boete kan worden opgelegd, tegen de overtreder een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 67
1. Indien het College vaststelt dat een overtreding als bedoeld in artikel 66, eerste lid, is begaan en dat daarvoor een boete dient te worden opgelegd, maakt het daarvan een rapport op.
2. In het rapport worden in ieder geval vermeld:
a. de overtreding, onder verwijzing naar het desbetreffende wettelijke voorschrift;
b. een aanduiding van de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is begaan;
c. de feiten en omstandigheden op grond waarvan is vastgesteld dat een overtreding is begaan.
3. Een afschrift van het rapport wordt toegezonden aan de in artikel 66, eerste lid, bedoelde verantwoordelijke.
4. Op verzoek van de verantwoordelijke die het rapport wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt draagt het College er zoveel mogelijk zorg voor dat de inhoud van het rapport aan de betrokkene wordt meegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.

Artikel 68
De verantwoordelijke jegens wie een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. De verantwoordelijke wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel 69
1. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht stelt het College de verantwoordelijke als bedoeld in artikel 66, eerste lid, in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen.
2. Indien de verantwoordelijke als bedoeld in artikel 66, eerste lid, zijn zienswijze mondeling naar voren brengt en de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt het College op verzoek van de verantwoordelijke zorg voor benoeming van een tolk die de verantwoordelijke kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.

Artikel 70
1. Een boete wordt opgelegd bij beschikking van het College.
2. In de beschikking worden in ieder geval vermeld:
a. de te betalen geldsom;
b. de overtreding ter zake waarvan zij is gegeven, onder verwijzing naar het desbetreffende wettelijke voorschrift;
c. de in artikel 67, tweede lid, onder b en c, bedoelde gegevens.

3. Op verzoek van de verantwoordelijke die de beschikking wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt draagt het College er zoveel mogelijk zorg voor dat de inhoud van de beschikking aan de verantwoordelijke wordt meegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.

Artikel 71
De werking van een beschikking als bedoeld in artikel 70 wordt opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.

Artikel 72
De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt vijf jaren nadat de overtreding is begaan.

Artikel 73
1. Een boete wordt betaald binnen zes weken nadat de beschikking waarbij de boete is opgelegd, in werking is getreden.
2. Indien niet is betaald binnen de in het eerste lid genoemde termijn, wordt degene die de boete is verschuldigd schriftelijk bevolen binnen twee weken alsnog het bedrag van de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning te betalen.
3. Bij gebreke van betaling binnen de in het tweede lid genoemde termijn, kan het College de verschuldigde boete, verhoogd met de op de aanmaning en invordering betrekking hebbende kosten, invorderen bij dwangbevel.
4. Het dwangbevel wordt op kosten van degene die de boete is verschuldigd bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
5. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de staat.
6. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van de staat kan de rechter de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.

Artikel 74
Onze Minister kan beleidsregels vaststellen over de uitoefening van de bevoegdheid van het College tot de oplegging van boeten.
Paragraaf 3. Strafrechtelijke sancties
Artikel 75
1. De verantwoordelijke die in strijd handelt met hetgeen bij of krachtens artikel 4, derde lid, 27, 28 of 78, tweede lid, onder a, is bepaald, wordt gestraft met geldboete van de tweede categorie.
2. De verantwoordelijke die een feit als bedoeld in het eerste lid, opzettelijk begaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
3. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen. De in het tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.
4. Met de opsporing van de in dit artikel omschreven feiten zijn behalve de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren belast de door Onze Minister daartoe aangewezen ambtenaren van het secretariaat van het College.
5. Het recht tot strafvervolging vervalt indien het College reeds een boete heeft opgelegd.

Hoofdstuk 11. Gegevensverkeer met landen buiten de europese unie
Artikel 76
1. Persoonsgegevens die aan een verwerking worden onderworpen of die bestemd zijn om na hun doorgifte te worden verwerkt, worden slechts naar een land buiten de Europese Unie doorgegeven indien, onverminderd de naleving van de wet, dat land een passend beschermingsniveau waarborgt.
2. Het passend karakter van het beschermingsniveau wordt beoordeeld gelet op de omstandigheden die op de doorgifte van gegevens of op een categorie gegevensdoorgiften van invloed zijn. In het bijzonder wordt rekening gehouden met de aard van de gegevens, met het doeleinde of de doeleinden en met de duur van de voorgenomen verwerking of verwerkingen, het land van herkomst en het land van eindbestemming, de algemene en sectoriele rechtsregels die in het betrokken derde land gelden, alsmede de regels van het beroepsleven en de veiligheidsmaatregelen die in die landen worden nageleefd.

Artikel 77
1. In afwijking van artikel 76 kan een doorgifte of een categorie van doorgiften van persoonsgegevens naar een derde land dat geen waarborgen biedt voor een passend beschermingsniveau, plaatsvinden indien:
a. de betrokkene daarvoor zijn ondubbelzinnige toestemming heeft gegeven;
b. de doorgifte noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst tussen de betrokkene en de verantwoordelijke, of voor het nemen van precontractuele maatregelen naar aanleiding van een verzoek van de betrokkene en die noodzakelijk zijn voor het sluiten van een overeenkomst;
c. de doorgifte noodzakelijk is voor de sluiting of uitvoering van een in het belang van de betrokkene tussen de verantwoordelijke en een derde gesloten of te sluiten overeenkomst;
d. de doorgifte noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend algemeen belang, of voor de vaststelling, de uitvoering of de verdediging in rechte van enig recht;
e. de doorgifte noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene, of
f. de doorgifte geschiedt vanuit een register dat bij wettelijk voorschrift is ingesteld en dat door een ieder dan wel door iedere persoon die zich op een gerechtvaardigd belang kan beroepen, kan worden geraadpleegd, voor zover in het betrokken geval is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor raadpleging.

2. In afwijking van het eerste lid, kan Onze Minister, gehoord het College, een vergunning geven voor een doorgifte of een categorie doorgiften van persoonsgegevens naar een derde land dat geen waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt. Aan de vergunning worden de nadere voorschriften verbonden die nodig zijn om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de fundamentele rechten en vrijheden van personen, alsmede de uitoefening van de daarmee verband houdende rechten te waarborgen.

Artikel 78
1. Onze Minister stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis van:
a. de gevallen waarin, naar zijn oordeel, een derde land geen waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt in de zin van artikel 76, eerste lid, en
b. van een vergunning als bedoeld in artikel 77, tweede lid.

2. Indien zulks voortvloeit uit een besluit van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of de Raad van de Europese Unie, bepaalt Onze Minister bij ministeriele regeling of bij beschikking dat:
a. de doorgifte naar een land buiten de Europese Unie is verboden;
b. een land buiten de unie geacht wordt een passend beschermingsniveau te waarborgen, of
c. een op grond van artikel 77, tweede lid, verleende vergunning wordt ingetrokken of gewijzigd.

3. De in het eerste lid, onder a en b, bedoelde kennisgevingen worden gepubliceerd in de Staatscourant.
Hoofdstuk 12. Overgangs-en slotbepalingen
Artikel 79
1. Binnen een jaar na inwerkingtreding van deze wet worden de gegevensverwerkingen die op dat tijdstip reeds plaatsvonden, in overeenstemming gebracht met deze wet en worden deze gemeld als bedoeld in artikel 27 bij het College of de functionaris. Bij algemene maatregel van bestuur kan de termijn, bedoeld in de eerste volzin, worden verlengd tot ten hoogste drie jaren voor wat betreft de verplichting tot melding.
2. Voor de aanpassing van de verwerking van bijzondere gegevens aan paragraaf 2 van hoofdstuk 2 geldt een termijn van drie jaren met dien verstande dat voor verwerkingen die al plaatsvonden en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van overeenkomsten tot stand gekomen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, niet opnieuw toestemming behoeft te worden gevraagd als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder a.
3. Artikel 32, tweede lid, is niet van toepassing op de verwerkingen als bedoeld in artikel 31, eerste en derde lid, die reeds plaatsvonden op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet, onderscheidenlijk van de wet of de algemene maatregel van bestuur waarbij zij zijn aangewezen.

Artikel 80
Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zenden binnen vijf jaren na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel 81
De Wet persoonsregistraties wordt ingetrokken.
Artikel 82
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 83
Deze wet wordt aangehaald als: Wet bescherming persoonsgegevens.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 6 juli 2000
Beatrix